“Ook stille mensen hebben een verhaal te vertellen”

Welke technieken gebruik je om de aandacht van kinderen vast te houden? Wat zijn de grootste uitdagingen die je tegenkomt? Pas je je lezing aan voor verschillende leeftijdsgroepen? We vuurden een reeks vragen af op illustrator Jan De Kinder, die open zijn ervaringen deelt over hoe hij een auteurslezing voor kinderen aanpakt.

Studio Jan De Kinder
Auteurslezing Jan De Kinder
Auteurslezing Jan De Kinder

Welke technieken gebruik je om de aandacht van kinderen vast te houden tijdens een lezing?

“In mijn lezingen wissel ik af tussen tekenen en vertellen. Bij het maken van tekeningen ben je de kinderen een stapje voor. Daar kun je mee spelen. Door te tekenen creëer ik ook rustmomenten. Zeker bij een drukke groep is het belangrijk om soms te vertragen en stiltes te laten vallen. Dat gebeurt vaak heel intuïtief.

Bij het vertellen wissel ik af tussen verschillende vertelvormen. Wat heel goed werkt om de aandacht vast te houden is een kamishibai. Meestal begin ik de lezing met rechtoe rechtaan een verhaal te vertellen en na 20 minuten haal ik de kamishibai boven. De kinderen hebben de koffer waar die inzit al zien staan en zijn dus heel nieuwsgierig naar wat ik eruit ga halen.

Verder deel ik ook nieuwtjes en achtergrondinformatie over mijn boeken. In een van mijn verhalen duikt bijvoorbeeld mijn buurman op, zonder dat die dat weet. Ik vertel dan dat verschillende personages in mijn boeken mensen uit mijn omgeving zijn, omdat ik die goed ken en er dus veel over kan vertellen. Ik vraag dan ook aan de kinderen wie zij in hun verhaal zouden laten verschijnen.”

Ik denk dat het vooral werkt om met oprecht enthousiasme je verhaal te delen en te luisteren naar de verhalen die de kinderen zelf vertellen.

Met welk onderdeel van je lezing slaag je er het best in om kinderen te betrekken?

“Als ik bepaalde scènes uit mijn boeken met kamishibai vertel, zijn de kinderen heel betrokken. Als je het verhaal goed opbouwt, creëer je spanning. Als kijker verwacht je dat er iets zal gebeuren en daar kun je als verteller mee spelen, bijvoorbeeld door op de volgende pagina iets compleet anders te laten gebeuren. Verder probeer ik vooral connectie te maken met de leefwereld van de kinderen.

Als ik workshops geef, laat ik kinderen materialen en technieken ontdekken die ze nog niet kennen, zoals houtskool, oliepastels, oude stempels, collages of trucjes met potloden die hen stimuleren om sneller en ruwer iets op papier te zetten. Zo ontstaat er meer sfeer en emotie dan dat ze lang aan iets werken.”

Kinderen zijn heel nieuwsgierig, dus ik stimuleer hen om letterlijk buiten de lijntjes te kleuren en onderzoekend met het tekenmateriaal aan de slag te gaan.

Wat zijn de grootste uitdagingen die je tegenkomt tijdens lezingen voor kinderen?

“De grootste uitdaging voor mij was mijn angst om voor een groep te staan. Dankzij cursussen improvisatie, clownerie en straattheater heb ik die angst grotendeels overwonnen. Ze hebben mij vooral geholpen om niet te panikeren en te leren vertrouwen op mijn eerste idee. En rustig te blijven ademhalen. Als je zenuwachtig bent, let dan op je ademhaling en vertraag in plaats van te versnellen. Het publiek spiegelt wat je zelf doet.

Als er nu iets onverwachts gebeurt, zie ik dat als een cadeau: wat kan ik hieruit leren? Het is de kunst om je er niet tegen te verzetten, maar dicht bij jezelf te blijven en vanuit jezelf te reageren. Stel dat er onverwachts iemand de klas binnenkomt, dan moet je die gebeurtenis eerst erkennen voor je verdergaat met je verhaal. Ik vind het ook heel fijn als kinderen spontaan hun verhaal delen. Soms hebben ze niet door hoe aangrijpend dat is, als ze bijvoorbeeld vertellen dat ze zich eenzaam voelen.”

Stem je op voorhand veel af met de organisator?

“Ik sta het liefst zo onbevooroordeeld voor een klas, dus ik vraag op voorhand geen informatie over de leerlingen. Wel stem ik een aantal praktische zaken af die misschien onbenullig lijken maar toch een grote impact hebben. Het maximale aantal kinderen vind ik erg belangrijk, zodat de groep niet groter is dan twee klassen. Ik sta ook graag voor een neutrale achtergrond, dus geen ramen of open ruimte. Kinderen moeten op stoelen zitten, want als ze op kussens of matten zitten, gaat er altijd wel eentje liggen en dan volgen alle anderen en verliezen ze hun aandacht.

Elke groep is anders en vraagt een beetje een andere aanpak. Ik heb een bepaald stramien en daar kan ik mee variëren, bijvoorbeeld door de volgorde van de onderdelen te wisselen. Zo heb ik een verhaal over kussende ridders, dat op sommige plaatsen toch nog een beetje taboe is. Dat zal ik dan niet in het begin vertellen of even groot maken als op een andere plek, zodat ik mijn publiek niet verlies.”

Pas je je lezing aan voor verschillende leeftijdsgroepen?

“Jazeker, maar eerder minimaal. De basis blijft hetzelfde: verhalen. De aanpassingen zitten dan vooral in het woordgebruik. Bij oudere groepen kan ik het meer hebben over het proces van het maken, het ontstaan van het boek. Bij jongere kinderen gaat het meer over het verhaal zélf. Daar werkt het beter om tussen de verhalen door niet al té veel te vertellen. Dat hangt ook een groot stuk af van de groep die voor je staat. Voor jonge kinderen tot het eerste leerjaar werk ik alleen in klasverband. Vanaf het tweede leerjaar tot maximaal twee klassen samen.”

De lezingen van Jan De Kinder zijn schitterend. Door de afwisseling van illustreren en vertellen houdt hij de aandacht van de kinderen vast. Van het begin tot het einde zijn ze geboeid. Jan straalt rust uit en dat zorgt voor een heel aangename dynamiek in de groep.

Ann Billiet van Bibliotheek Londerzeel

Wat is volgens jou de belangrijkste boodschap die kinderen moeten meenemen na een lezing?

“Het plezier van lezen en verhalen ontdekken. En dat je als kind ook een verhaal te vertellen hebt, al lijkt dat misschien niet zo. Verhalen zijn universeel: iedereen kan zelf verhalen bedenken en schrijven. Daarom ben ik altijd heel alert voor de stille kinderen, want zo was ik zelf ook. En dat vertel ik ook heel open. Tijdens een auteurslezing in Ronse kreeg ik bijvoorbeeld de vraag hoe ik als kind was. Toen ik vertelde dat ik heel stil en verlegen was, konden de kinderen dat niet geloven. Er was toen een jongetje dat zijn hand op stak en fluisterde dat hij ook heel verlegen was – hardop praten durfde hij niet. Ik wil kinderen tonen dat ook stille mensen een verhaal te vertellen hebben.”

Maak je na een lezing tijd om die te evalueren?

“Jazeker! Ik blik daar altijd even op terug. Wat liep goed, wat voelde moeilijk aan? Wat zou de reden kunnen zijn? De volgorde waarin je je verhalen vertelt heeft een grote invloed op het proces. Het grappigste verhaal vertel je bijvoorbeeld het best aan het eind. Anders bestaat de kans dat je de aandacht van je publiek kwijt bent.”

Jan liet ons kennismaken met nieuwe materialen om te tekenen, zoals houtskool en koffie. De kinderen waren erg enthousiast over zijn tekeningen en boeken. Fijn dat hij vertelt hoe zijn boeken tot leven komen, vanuit zijn eigen ervaringen. Die achtergrondinfo neem ik als juf graag mee wanneer ik zijn boeken voorlees de komende jaren. Hij stimuleerde zeker een aantal kinderen om verhaaltjes te gaan schrijven.

Petra Van den Wyngaert van de Vrije Basisschool in Langdorp

In de studio van Jan

Journaliste Katrien Steyaert en fotograaf Michiel Devijver gingen in opdracht van Iedereen Leest langs in het atelier van Jan.