Zo werk je in de klas rond literatuur op maat van anderstalige nieuwkomers

Leerkrachten die lesgeven aan anderstalige nieuwkomers hebben vanzelfsprekend veel aandacht voor het taalverwervingsproces. Daarbij kan het wel een uitdaging zijn om de leerlingen ook kennis te laten maken met Nederlandstalige literatuur. Een auteur uitnodigen voor een lezing in de klas kan een mooi startpunt zijn. Maar hoe wordt de auteurslezing ook een onderdeel van de les? Hoe kan de lezing leerlingen helpen groeien op het vlak van technisch lezen, begrijpend lezen en leesmotivatie? Om dat te onderzoeken trok stagiaire-leerkracht Melina Pasanikolakis naar Vrije Basisschool De Schatkist in Antwerpen voor de auteurslezing van Sophia Honggokoesoemo, die deel uitmaakt van het dynamoproject ‘Met vlag en wimpel op de corso de las luces’. Lees hieronder haar aanpak en bevindingen.

Onderwijsniveau: basisonderwijs (lager), OKAN

Thema: poëzie, taal(bevordering), taalstimulatie

Sleutelcompetenties: Nederlands, zelfexpressie, cultureel bewustzijn

Vrije Basisschool De Schatkist heeft een divers leerlingenpubliek, met bijna uitsluitend kinderen die thuis geen Nederlands spreken. Er zijn ook veel nieuwkomers die nog maar enkele weken of maanden in België zijn, dus hun kennis van het Nederlands is erg beperkt. “Om hen optimaal te ondersteunen en begeleiden in het taalverwervingsproces kiezen wij als school voor een tweeledige aanpak,” zeggen wereldklasleerkrachten Katrijn en Kevin. “Enerzijds volgen de leerlingen de reguliere lessen mee om zoveel mogelijk in aanraking te komen met de taal. Anderzijds wordt er via kleine niveaugroepjes – de zogenaamde wereldklas – gewerkt aan vaardigheden en woordenschat. Zo kunnen ze ook beter meevolgen in hun eigen klas.”

Een van die vaardigheden waar de school voor al haar leerlingen erg op inzet, is leesvaardigheid. Zo werkt de school sinds kort samen met de buurtbibliotheek, waardoor klasbezoeken en andere activiteiten zoals themadagen mogelijk zijn. Daarnaast heeft de school de laatste jaren een eigen meertalig boekenaanbod uitgebouwd om alle leerlingen aan het lezen te krijgen. “Ondanks die leesinitiatieven en het ondersteuningstraject voor de wereldklasleerlingen, is er vaak toch niet zoveel tijd om literatuur te betrekken in de wereldklas,” liet Katrijn weten. “Bovendien vindt de school nog niet makkelijk de weg naar initiatieven om die doelgroep in contact te brengen met boeken en gedichten,” vult schoolcoördinator Karin aan. “Daarom hebben we in samenspraak met de leerkrachten beslist om voor hen een auteurslezing te organiseren.”

Die lezing maakt deel uit van het dynamoPROJECT van de school, waarbij de leerlingen gedurende enkele maanden hun eigen murgaparade opbouwen: een straatfanfare met focus op muziek, dans, kostuum en woord. Om de wereldklasleerlingen te ondersteunen in het aspect ‘woord’, wordt naast de eerder genoemde lezing ook een voor- en natraject uitgewerkt door de wereldklasleerkrachten - en ik ga hen daarbij helpen als de stagiaire. Op die manier willen we een maximaal leerrendement uit de lezing halen.

Thuis hier en thuis daar: anders en hetzelfde

Vanwege het specifieke doelpubliek zocht ik samen met team auteurslezingen naar een auteur op maat voor de wereldklasleerlingen. Om verschillende redenen kozen we voor Sophia Honggokoesoemo: ze is auteur van kinderboeken waarin migratie en diversiteit een belangrijke rol spelen en ze schrijft over de grote en de kleine dingen die kinderen beleven. Daarnaast heeft ze veel ervaring en voeling met de doelgroep én is ze ook leerkracht van opleiding. Tijdens de lezing stelt Sophia haar boek ‘Bezoek op vier poten’ voor, over de ontmoeting tussen de jongen Afif en de varaan Komo.

Om de leerlingen zo goed mogelijk op het verhaal voor te bereiden werken we op voorhand rond de centrale concepten ‘anders’ en ‘hetzelfde’. Op een interactieve manier lees ik het verhaal ‘Reis naar de maan’, een geïllustreerd boek zonder tekst van John Hare, aan de leerlingen voor. Tijdens het verhaal stel ik regelmatig vragen als ‘Wat zie je daar?’, ‘Hoe voelt de jongen zich nu?’ of ‘Wat is er anders op de maan dan de aarde?’. Zo betrek ik de kinderen zoveel mogelijk bij het verhaal en moeten ze niet alleen maar luisteren. Door die vragen te stellen controleer ik ook of iedereen mee is. In deze fase zetten we vooral in op luisterbegrip.

Na afloop van het verhaal is het voor de leerlingen duidelijk dat de maan heel anders is dan de aarde. Daarna gaan ze aan de slag met de vraag: op welke manier is België anders dan jouw thuisland? De leerlingen tekenen de verschillen (soorten eten, huizen, planten) en vertellen op het einde aan de anderen wat ze hebben getekend. Op die manier worden de kinderen zich bewust dat ‘thuis’ voor iedereen een andere invulling heeft. Zo zet je ook in op het culturele bewustzijn binnen de onderwijsdoelen.

Afif en Komo: anders, maar toch vrienden

Op de dag van de lezing komt Sophia goed voorbereid en goed bepakt naar de school. Zoals afgesproken heeft ze niet alleen haar boek ‘Bezoek op vier poten’ bij, maar ook veel extra materiaal, zoals knutselgerief en objecten die ze zal tonen. Tijdens haar twee uur durende lezing zal ze voor veel interactie met en activiteiten met de kinderen zorgen.

Sophia start haar lezing door het verhaal van de ontluikende vriendschap tussen de jongen Afif, die in Antwerpen woont, en de varaan Komo, die helemaal vanuit Indonesië is gezwommen. “In het begin probeert Afif Komo te overtuigen om meer op een mens te lijken, want tja, een varaan in het midden van een stad is toch wel anders,” zegt Sophia. “Hij probeert hem kleren te geven en te leren wandelen op twee poten, maar niks lukt. Ontmoedigd vertrekt Komo, maar net dan beseft Afif dat anders zijn oké is en worden ze vrienden.”

In het verleden gaf Sophia al vaker lezingen voor leerlingen met een andere thuistaal, dus ze weet goed hoe ze dat moet aanpakken. Door de leerlingen vragen te stellen en opdrachten te geven, worden ze actief betrokken bij het verhaal en wordt het ook een beetje hun verhaal. Welk kind houdt er niet van een speurtocht of schimmenspel om het verhaal na te spelen? Als kers op de taart volgt nog een creatieve opdracht waarbij de leerlingen per twee of drie popjes knutselen om daarna een eigen verhaal te vertellen met het schimmenspel. Op die manier oefenen ze tegelijkertijd het spontaan vertellen van een verhaal en werken ze aan hun persoonlijke expressie.

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de leerlingen laaiend enthousiast waren over de lezing en hoe die werd gebracht. Ook de leerkrachten waren erg tevreden over de lezing, al hadden ze op voorhand hun twijfels over het feit of het wel op niveau ging zijn. Die twijfels verdwenen echter al snel toen ze zagen dat Sophia literatuur op een gepaste manier aanbracht op het niveau van beginners.

Ik groet ’s morgens (andere) dingen

Na afloop van het auteursbezoek zorgen we nog voor een vernieuwend én op maat gemaakt natraject voor de leerlingen. Twee lesuren lang werken de leerlingen aan verschillende opdrachten, waarbij we terugblikken op de lezing en vooruitkijken naar het culturele project van de school.

“Het thema van de murgaparade waar de leerlingen aan deelnemen, is ‘iemand begroeten/ergens aankomen’,” vertelt Karin, “omdat veel van onze leerlingen thuis een andere taal spreken of uit het buitenland komen. We vonden het thema dus perfect bij de kinderen passen. Voor die parade werken de leerlingen met onze culturele partner MOMO vzw verspreid over een aantal maanden verschillende onderdelen uit, zoals een eigen kostuum, muziekinstrumenten en een liedjestekst. In het kader van dat project willen we de wereldklasleerlingen een tekst laten schrijven die we kunnen tonen tijdens de parade”. Zo zetten we in op deze domeinen van taalvaardigheid: luisteren, schrijven en (inter)culturele gerichtheid.

Om de link met literatuur te leggen, staat het natraject in het teken van het gedicht ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ van Paul van Ostaijen. Als startpunt koppel ik terug naar het verhaal van Afif en Komo. De varaan was immers lang onderweg vanuit Indonesië en zag een heleboel dingen onderweg. Ik toon leerlingen nog eens het boek ‘Verhaal op vier poten’, waarna ze elementen opnoemen die Komo tegenkwam (de zee, meeuwen). Vervolgens vertel ik wat ik zelf allemaal tegenkom onderweg naar school en wie ik allemaal begroet. Tegelijkertijd toon ik foto’s van wat ik tegenkom. Zo hebben de leerlingen een duidelijk beeld van de nieuwe woordenschat. Ook introduceer ik de concepten ‘persoon’, ‘dier’, ‘plant’ en ‘voorwerp’. Dat is nodig voor de tekst die ze zullen schrijven.

Daarna is het aan de leerlingen zelf om te tekenen wat ze onderweg naar school allemaal tegenkomen. Zoals verwacht, zijn er veel fietsen en auto’s op hun kaartjes, maar sommige leerlingen zijn origineler en tekenen een schilder aan het werk, een kraan of zelfs een zebrapad. Dat verraste niet alleen mij, maar ook de wereldklasleerkrachten.

Vervolgens leggen de leerlingen aan elkaar uit wat ze hebben getekend en krijgen ze de opdracht om elk kaartje bij het juiste concept te hangen op het bord. Soms hangt een kaartje weleens verkeerd en moeten ze nog eens nadenken over waar het wel hoort, maar over het algemeen lukt het best goed. Daarna vertel ik over Marc, die niet alleen dingen tegenkomt onderweg naar school, maar zelfs een gedicht schrijft en alles en iedereen begroet. Ik lees het gedicht hardop voor en tegelijkertijd duiden de leerlingen op de foto’s aan wat Marc ziet. Sommige dingen die Marc niet ziet, hebben we ook als kaartje toegevoegd om te testen of de leerlingen goed aan het luisteren zijn. Nadien worden ook die kaartjes besproken, met vragen als ‘Waar zien jullie een gordijn?’.

Als laatste stap krijgen de leerlingen een sjabloon van Marcs gedicht, een rijke, authentieke tekst. Op de lege plaatsen moeten ze zelf een persoon, dier, voorwerp of plant invullen die zij tegenkomen onderweg naar school. Dat is niet zo makkelijk als het lijkt, omdat de leerlingen hun kennis over tijd, ruimte en de nieuwe woordenschat moeten samenbrengen: zo zit niet de buurvrouw in de boom, maar wél de appel. Op die manier werken de leerlingen aan hun begrijpend lezen én kunnen ze op een makkelijke manier zelf een persoonlijk gedicht maken, ondanks hun weinige kennis van het Nederlands. Zelf schrijven helpt daarnaast de leesvaardigheid vooruit omdat het taalinzicht daarbij verder wordt opgebouwd.

“Sommige kinderen hebben weliswaar weinig inspiratie en schrijven een beetje over van het voorbeeld, maar anderen schrijven erg mooie gedichtjes,” zegt juf Katrijn. “Ik was toch wel onder de indruk dat ze dat konden, zeker degenen die nog maar drie maanden in België zijn.” Nadat ze hun gedicht enkele keren hebben geoefend, lezen ze het trots aan elkaar voor en hebben ze een mooie tekst die past bij de murgaparade van het dynamoPROJECT.

Conclusie

Tijdens dit project onderzocht ik op welke manier een auteurslezing het best kan worden geïntegreerd in de bredere schoolcontext. Daarbij werkte ik samen met de leerkrachten een voortraject uit dat de leerlingen op de inhoud van de lezing voorbereidt en een natraject voor de terugkoppeling naar het gewone lesgebeuren.

In de loop van het project lag de focus vooral op het begrijpend lezen: de leerlingen hoorden en lazen verhalen, waarbij hun begrip voortdurend werd gemonitord. Op het einde schreven ze zelf ook een gedicht. Daarbij is begrip van wat je schrijft natuurlijk noodzakelijk. Het technisch lezen kwam minder aan bod en werd alleen ingeoefend bij het schrijven/lezen van het eigen gedicht. De leesmotivatie tot slot is moeilijk in te schatten, omdat het project georganiseerd werd over een korte tijdspanne.

Tips van juf Katrijn, meester Kevin en auteur Sophia

1. Als je een auteurslezing organiseert op school, kun je best een voor- en natraject koppelen aan de lezing. Op die manier verwerken de leerlingen namelijk de inhoud beter. Daarnaast kun je op die manier beter aan leerdoelen en sleutelcompetenties werken.

2. Zorg voor voldoende visuele ondersteuning. Nieuwkomers kennen vaak al wel veel concepten, maar hebben er de woorden nog niet voor in het Nederlands. Door foto’s of gebaren (vb. handen dicht bij elkaar bij ‘klein’ en handen ver van elkaar bij ‘groot’) te gebruiken, maken ze makkelijker de koppeling tussen het concept en het nieuwe woord.

3. Probeer de moedertaal van de leerlingen functioneel en tijdelijk in te zetten tijdens de les. Bij nieuwe woorden kun je vragen hoe iets heet in hun taal. Misschien lijken de woorden wel meer op elkaar dan gedacht en kunnen ze die zo beter onthouden.

4. Herhaal woordenschat (en andere leerstof) op verschillende manieren. Nieuwe woorden blijven pas goed in het geheugen verankerd als ze meerdere keren én via diverse opdrachten worden ingeoefend. Zo kun je de ene keer meer focussen op lezen/actief luisteren door een bingo te maken en een andere keer door hen te laten schrijv.

5. Literatuur hoeft niet ingewikkeld of saai te zijn, zeker niet op het niveau van nieuwkomers. Probeer verschillende opdrachten te koppelen aan een stukje literatuur, zoals het hervertellen van een verhaal, maar dan met andere attributen (popjes, tekenen of zinnen in chronologische volgorde leggen). Je kunt ook de koppeling maken van het verhaal naar de leerling zelf en hoe dat van toepassing is op hen (vb. verhalen waarin gevoelens beschreven worden, zijn daarvoor erg handig).

Met dank aan CANON Cultuurcel, Literatuur Vlaanderen, Vrije Basisschool De Schatkist, MOMO vzw, Sophia Honggokoesoemo en Universiteit Antwerpen.