Wil je graag informatie ontvangen over boeiende lezingen en een overzicht krijgen van nieuwe auteurs op deze website? Schrijf je dan in voor onze maandelijkse nieuwsbrief vol inspiratie en handige tips!
Om het meeste uit het bezoek van een auteur in de klas te halen, laat je een auteurslezing het best deel uitmaken van een krachtig taal- en leesbeleid op school. Hoe ga je met een auteurslezing aan de slag? Anneleen Lambaerts en Diederich Wens van Katholiek Onderwijs Geel-Kasterlee (Kogeka) delen inzichten uit hun schoolpraktijk.
De leerlingen warm maken voor literatuur is geen evidentie op Kogeka. “Wij hebben vooral leerlingen uit het voormalige TSO en BSO-onderwijs,” zegt Anneleen. “Bij die groep krijg je literatuur als leerkracht maar moeilijk gepitcht. In plaats van het zelf te proberen, dachten we: laat ons professionals inschakelen. Zo is de Literatuurdag geboren.” Die vindt elk jaar plaats aan het eind van januari. Op die dag krijgen de leerlingen van de tweede en derde graad met hun klas gedurende drie lesuren een auteur over de vloer: een dichter in het derde en vijfde, een romanschrijver in het vierde, zesde en zevende jaar. Diederich: “En dat werkt. Het gebeurt dat de leerlingen aan het begin van de sessie zeggen dat ze zelf absoluut niets willen schrijven en dat ze aan het einde terugkomen met een kortverhaal van twee pagina’s. Auteurs zijn er gewoon veel beter in dan wij om hen daar rond te enthousiasmeren.”
Van jaar tot jaar evolueert het programma lichtjes, maar als een lezing aanslaat bij leerlingen en leerkrachten is de kans groot dat het een blijver wordt. Zo zijn de lezingen van Vera Van Renterghem voor de vierdes, slam poet Yannick Moyson voor de vijfdes en thrillerauteur Chinouk Thijssen voor de zesdes al een paar jaar een vaste waarde. “Af en toe proberen we een nieuwe lezing uit,” zegt Diederich. “Een week later polsen we bij de leerlingen via een enquête naar wat ze ervan vonden. Wat hebben ze onthouden? Wat zouden ze anders willen? Als blijkt dat ze hebben genoten en ze het interessant vonden, is dat voor ons voldoende om de auteur opnieuw te programmeren.” Anneleen en Diederich geven zeven tips hoe je van zo’n lezing een succes kunt maken.
Diederich: “We organiseren de dag zo dat de groepen uit maximaal 25 leerlingen bestaan, wat in de praktijk neerkomt op één of twee klassen. Hoe kleiner de groep, hoe meer interactie er is met de auteur en hoe groter de kans dat de leerlingen actief zullen meedoen. Als de groep te groot is, merken we dat sommige leerlingen zich onttrekken aan de opdrachten. En het is echt wel de bedoeling dat ze die dag ook zelf in de pen kruipen.”
Anneleen: “Nieuwe auteurslezingen vinden we vaak toevallig. Zo had ik zelf ooit een opleiding gevolgd bij Chinouk Thijssen en ik vond haar fantastisch. Andere keren loopt het eerste contact via via of belanden we bij een dichter uit de buurt. Yannick Moyson is eigenlijk de eerste auteur die we via auteurslezingen.be hebben gevonden. Nu zoeken we vaker op de site. Slam poetry sloeg zo aan dat we nu ook Infinite Joy hebben gevraagd. Daar zijn we heel benieuwd naar. Net als naar Lies Van Gasse. Ook zij komt voor het eerst, maar ik weet dat ze zelf in het poëzieonderwijs staat. Daar hebben we dus wel vertrouwen in. Verder baseren we ons op de getuigenissen op de website. En soms polsen we bij onze vaste auteurs met wie zij elders goed samenwerken.”
Diederich: “Auteurslezingen die aanslaan bij onze doelgroep zijn lezingen die een goed evenwicht vinden tussen luisteren en zelf doen. We hebben de zevendejaars een keer een klassieke lezing voorgeschoteld en dat vonden ze slaapverwekkend. De groep was bovendien zo groot dat er weinig mogelijkheden tot interactie waren. Dat werkte niet zo goed. Er moet echt een afwisseling zijn tussen luisteren en zelf doen. En liefst daarop ook nog feedback krijgen.”
Anneleen: “Ook belangrijk is dat een auteur de leefwereld van de leerlingen kent en daarop inspeelt. Vera Van Renterghem begint bijvoorbeeld altijd met de vraag: ‘Wie leest er graag?’ Niemand steekt dan zijn hand op. Vervolgens zegt ze: ‘Dat is niet waar. Wie kijkt er veel Netflix?’ Daarop gaan alle handen omhoog. ‘Maar dan dompelen jullie je toch ook graag onder in een verhaal,’ argumenteert ze dan. ‘Dat is toch ook lezen.’ Op dat moment heeft ze de leerlingen mee, want ze betrekt hun leefwereld bij haar verhaal.”
Diederich: “Ook Yannick Moyson slaagt daar elke keer in. In plaats van droog uit te leggen wat slam poetry is, schakelt hij de klas in. Iedereen moet een grappig woord opschrijven. Vervolgens improviseert hij al slammend een gedicht bij elkaar met de woorden die de leerlingen hebben opgeschreven. Sowieso spreekt een dichter die slam poetry schrijft meer aan dan iemand die pakweg haiku’s of puntdichten maakt. Maar wat Yannick daar doet, is enorm indrukwekkend om te zien.”
Anneleen: “De voorbereiding in de klas houden we beperkt. Het leuke van zo’n auteurslezing is het verrassingselement, zeker bij een slam poet. Dat willen we vooraf niet spoilen. Het eerste jaar dat we de Literatuurdag organiseerden, hadden we dat nochtans wel gedaan, de leerlingen uitgebreid voorbereid. Toen hadden de leerkrachten Nederlands voorafgaand aan de lezing een stuk uit het werk van de auteur voorgelezen. Dat was niet alleen organisatorisch moeilijk, die auteurs kunnen dat gewoon stukken beter. Het is hun werk. Uit hun mond klinkt het veel beklijvender.”
Diederich: “Een auteurslezing op de Literatuurdag duurt vanaf dit schooljaar drie lesuren. Tot nog toe was dat twee uur, maar dat bleek voor de auteurs niet voldoende om zowel over hun werk en leven te vertellen als om de leerlingen aan het werk te zetten. Zo gaf Vera Van Renterghem aan dat ze moest stoppen toen de leerlingen net goed op dreef waren. En bij Chinouk Thijssen was er geen tijd meer voor de leerlingen om hun verhaal voor te lezen. Dat vonden we een gemis. Nu zal er dus meer ruimte zijn voor de leerlingen om hun eigen werk naar voren te brengen.”
Anneleen: “De meeste auteurs kunnen de klas heel goed op hun eentje aan. Maar uiteraard is er ook altijd een leerkracht aanwezig. We proberen om de leerkrachten Nederlands bij de sessies met hun eigen klas te laten aansluiten. Dan kunnen ze daar achteraf ook beter op inspelen. Dat is niet verplicht. Maar als je zelf de sessie hebt gevolgd, ben je wel sneller geneigd om dat te doen. Zelf doceer ik in het tweede semester het keuzevak creatief schrijven. Wat daarin aan bod komt zijn de bouwstenen van een verhaal. Vroeger was dat mijn eerste les, nu wacht ik met die les tot de Literatuurdag achter de rug is. Die theorie is immers vrij droge kost, maar de vele levendige voorbeelden van de auteurs maken de materie veel tastbaarder.”
Diederich: “De bedoeling is dat de leerlingen op de Literatuurdag zelf ook iets op papier zetten. Wat motiverend werkt, is een schrijfwedstrijd. Zo had onze directie zich er een paar jaar geleden voor geëngageerd om de kortverhalen van de leerlingen te beoordelen. De winnaars mochten op kosten van de school gaan eten in het restaurant van de koksafdeling. Heel leuk was dat!”
Anneleen: “De eerste keer loopt zo’n Literatuurdag nooit helemaal zoals je wilt. Ik heb eens een auteur bleek zien wegtrekken toen een leerling een ongepaste opmerking maakte. Het zijn pubers. Niet iedereen kan daar goed mee omgaan. Maar dan zit je samen met het team en kijk je: Wat ging er goed? Wat liep er minder goed? Wat kunnen we veranderen? En als je eenmaal een vast team van auteurs hebt waarop je kunt bouwen, dan gaat de bal vanzelf aan het rollen.”
Volg onze 8 stappen om van de auteurslezing in jouw klas een succes te maken.
Tekst: Katrien Elen