Wil je graag informatie ontvangen over boeiende lezingen en een overzicht krijgen van nieuwe auteurs op deze website? Schrijf je dan in voor onze maandelijkse nieuwsbrief vol inspiratie en handige tips!
Wouter Bulckaert is een van de achttien schrijvers die in schooljaar 2022-2023 op residentie ging in een middelbare school om tieners de liefde voor lezen en schrijven bij te brengen. Samen met de leerlingen van het HTI Sint-Antonius in Gent maakte hij een verhalenbundel. Hieronder lees je zijn voorwoord.
Drop twintig Vlaamse auteurs in tso- en bso-scholen. En laat hen in twintig sessies werken aan de lees- en schrijfvaardigheid van zwakke, moeilijke, zeg gerust niet-lezers. Die oproep van de departementen Onderwijs, Cultuur en Welzijn valt voorjaar 2022 in mijn mailbox. Ik ben een auteur met een verleden voor de klas, ik schrijf jarenlang over onderwijs en nu over kinderopvang, en ik trek langs de Vlaamse podia met lezingen over muziek. Dat is iets voor mij, denk ik, en ik stel me kandidaat.
Tot zover het makkelijke deel. Het moeilijke begint als ik begin mei bij de twintig uitverkorenen behoor. En ze mij midden september als auteur droppen in 3EA: een beroepsklas in de richting elektriciteit met tien kleurrijke puberende jongens. Door mijn hoofd spookt een ambitieus project: we gaan met de klas een boek schrijven. En dat professioneel laten lay-outen en uitgeven. Als ik dat langs mijn neus weg vertel aan pedagogisch coördinator Roselien, kijkt ze me bezorgd en sceptisch aan: “Wouter, je weet toch dat deze leerlingen totaal niet geïnteresseerd zijn in lezen, laat staan in schrijven, en dat boeken ver buiten hun comfortzone liggen?” Ja, dat weet ik. Of neen, ik weet dat ze dat zeggen. Maar wie zijn ‘ze’?
“100 procent anderstalig, 0 procent gemotiveerd”, grap ik tegen vrienden die ik over mijn project vertel. Een inschattingsfout, blijkt later. Ondertussen herkauw ik mijn oorspronkelijke idee om de leerlingen te laten vertellen over hun favoriete muziek, vertrekkende vanuit hun eigen leven. Dat deed ik in mijn boek ‘Vinylpraat’, dat is laagdrempelig, want iedereen luistert toch naar muziek? Jazeker, maar natuurlijk nooit zo fanatiek als ikzelf, blijkt tijdens de eerste sessies. Ik verruim daarom het concept naar mensen naar wie ze opkijken. Want we willen toch allemaal zijn zoals die bekende voorbeelden, onze grote helden? Het is de volgende denkfout.
Voor de klas neem ik mezelf voor om vooral niet te transformeren in de leraar die ik vroeger was. Naast mij staat immers al de leraar Nederlands, Sajjad Farhadi. Hij is het rustige ankerpunt, ik ben het ongeleide projectiel in zijn klas.
De truken van de foor waarmee ik als verteller mijn publiek bespeel tijdens mijn voorstellingen, mogen overigens de vuilnisbak in, merk ik al snel. Mijn leerlingen zijn daar niet van onder de indruk. Ze kijken daar dwars door. Het positieve gevolg daarvan is dat ik terugval op mijn essentie als auteur: hoe vind je het wonder in de wereld om je heen, wat doet je nadenken en omdenken, hoe zet je de inspiratie in gang, hoe krijg je die wereld vervat en verpakt in woorden die de lezer beroeren en vervoeren?
Tijdens de eerste lessen ga ik op zoek. Het vertrouwen van de leerlingen heb ik vlug te pakken. Maar mijn woorden vliegen over hun hoofden heen. Ik heb het geluk dat Sajjad even uitvalt en klassenraden de volgende sessies uitstellen. In tien dagen tijd herdenk ik het concept. Sajjad geeft me een belangrijke tip: “Wouter, als je wil dat je leerlingen out of the box denken, zal je eerst die box moeten vullen.” Ik hang die gouden raad in imaginaire koeien van letters boven mijn bureau. Vanaf nu worden mijn leerlingen mijn inspiratiegids. En keer ik terug naar de essentie. Ik begin bij de zin. Zowel in de betekenis van ‘basisbestanddeel van de alinea’, als in die van ‘goesting’.
Als ik de allereerste keer opwerp: “Vandaag schrijven we een verhaal”, krijg ik tien ongelovige blikken terug. “Maar mijnheer, dat kunnen wij toch niet, wij zijn geen schrijvers, dat is kapot saai!” Die reactie had ik voorzien. Dus geef ik aan elke leerling een blad met telkens een verschillende openingszin. “Schrijf nu de volgende zin van het verhaal, en schuif daarna het blad door.” Een half uur later hebben we tien sprankelende, hilarische verhalen, waar elke leerling aan heeft meegeschreven. En enthousiast dat ze zijn: “Schrijven is plezant!” en “schrijven is niet moeilijk”, klinkt het. Neen, in hun eentje hadden ze op dat moment geen verhaal in elkaar kunnen boksen. Maar samen, ja, dat lukt wel.
En zo zie ik tijdens de volgende sessies de leerlingen, met hun pen tussen de tanden geklemd, volop verhalen neerpennen. Ik zorg voor ademruimte door twee keer voor te lezen aan het eind van het lesuur. Uit een boek zowaar. “Mijnheer, het is alsof we een film bekijken.” Ja, de rapsode, de rondtrekkende verteller heeft ook bij deze TikTok-generatie niets aan kracht ingeboet. Op voorwaarde dat je vol vuur een herkenbaar verhaal vertelt dat hen raakt.
Als fotograaf Bob Van Mol van de leerlingen superbe, streetwise portretten komt maken, zie ik hen allemaal vijf centimeter groeien. Voor het eerst staan ze voor het voetlicht, voelen ze zich belangrijk en beseffen ze tegelijkertijd dat het voor echt is. En ze gaan ervoor. Sajjad trekt aan mijn mouw: of ik ook had gemerkt dat ik vooral de mondige leerlingen aan het woord laat? Ik concentreer me vanaf nu op individuele feedback. En dat zorgt voor kippenvel.
Pratend bloeien die stillere leerlingen helemaal open. Alsof het de allereerste keer is dat iemand hen hun verhaal laat doen. En de stilste leerlingen dragen de mooiste, maar ook de schrijnendste verhalen. “Praten is zo leuk!” Alsof niemand hen daar tot nu toe naar gevraagd had.
Dat is geen steen naar de school, nog minder naar de leraren, maar misschien zit er wel een systeemfout in ons onderwijs. Laten we eens heel goed nadenken of we op bepaalde momenten, in bepaalde groepen, in bepaalde vakken het concept van de individuele leraar voor de klas niet radicaal overboord moeten gooien.
Misschien zit daar ook wel de meerwaarde in van dit traject. Heb ik onontgonnen schrijftalent ontdekt? Wellicht niet. Heb ik in die luttele weken de drempels voor literatuur weggehaald bij mijn leerlingen? Dat zou al te veel eer zijn. Maar op het snijpunt van onderwijs, cultuur en welzijn zijn mijn leerlingen alvast óp die eerste drempel gaan postvatten. Ze zijn een stap hoger komen te staan, groter geworden door die verdiende aandacht, en ze kunnen daardoor verder en ruimer kijken.
Ze hebben iets gedaan waarvan ze verondersteld werden dat het niet aan hen besteed was. Iets wat ze hopelijk zullen meedragen als een waakvlam die hun leven kan laten ontvlammen.
En ik vraag me af: wie heeft nu het meest bijgeleerd? Ook ik werd genadeloos met mijn eigen vooroordelen geconfronteerd. 100 procent anderstalig? Neen, wel 100 procent meertalig. Hoe kun je bij de leerlingen enthousiasme oproepen voor taal als je hun thuistalen in de verdomhoek schopt? Van een tegenstrijdig signaal gesproken. En in de zoektocht naar grote voorbeelden bleek ook: Ronaldo en Messi zijn grote namen. Maar de echte helden van deze jongeren zijn zonder uitzondering hun ouders.
De kerels in dit boek zijn nog jong. Het grote verdriet, het ultieme verzet, de ware rebellie, die volgen nog. Abstract denken is nog niet zo makkelijk. Schrijvers worden ze wellicht nooit, zoals ik op mijn beurt nooit elektricien word. ‘Helden van HTISA’, de verhalenbundel die we samen maakten, bevat wellicht meer aanzetten tot een verhaal dan afgewerkte verhalen. Ik zie het daarom als een goudeerlijk testament van hun kindertijd. Tien jonge Gentenaren, zeven thuistalen, het derde elektriek schrijft een kroniek. Ze graven naar hun roots, vertellen verhalen uit hun familie en dromen over de toekomst. Op zoek naar sterke mensen, worden ze die zelf: jonge helden van HTISA. In een boek dat ze nooit in hun eentje hadden kunnen schrijven, maar samen dus wel.