Wil je graag informatie ontvangen over boeiende lezingen en een overzicht krijgen van nieuwe auteurs op deze website? Schrijf je dan in voor onze maandelijkse nieuwsbrief vol inspiratie en handige tips!
Geert Spillebeen ging op residentie in Athena Campus De Drie Hofsteden in Kortrijk en maakte samen met de leerlingen een podcast. Niet alleen de leerlingen kregen een boost zelfvertrouwen, Geert zelf kreeg ook een shot zuurstof. Lees zijn ervaringen.
Een residentie is een plaats waar het staatshoofd woont, volgens Van Dale. Ook: vestiging van jezuïeten. God beware me. En ook: chic flatgebouw. Of ik interesse had in een auteursresidentie? was de vraag. Het was lente. Ik zei ja. Het woord wierp mij terug naar mijn studententijd en de helblauwe editie van Max Havelaar. Douwes Dekker was toch assistent-resident op Java? Niets van dat alles trof ik aan in het Kortrijkse Athena Campus De Drie Hofsteden. Geen koningshuis, geen verzuurde pijen of ambtsgewaden, en weinig of geen literatuur. Integendeel.
Deze ietwat oudere, witte, West-Vlaamse wijze kreeg, laverend door de schoolgangen tussen de ritselende rokken en bonte sjaals van de overwegend gekleurde scholieren, de hele wereld te zien. Alle continenten ineens. Een nieuwe wereld ging voor mij open. En ja, ook voor enkelen van hen: de wereld van verhalen en van literatuur met kleine L, via hun zelfgeschreven creaties. “Neen, mijnheer. Nooit gedacht dat ik dat kon.” Een warmer compliment bestaat niet.
Ooit was ik een jonge taalleraar. Een kleine tien jaar maar. Didactische ervaring is een pluspunt, verzekerde men mij. En als auteur kom je af en toe bij jongeren op school, probeer je wat enthousiasme voor je werk over te hevelen. Waarom dus niet zo’n auteursresidentie wagen? Zodra ik had toegezegd, begon er een kleine knoop in m’n maag te groeien. Jongelui warm maken voor het geschreven woord, lezen en schrijven, actief & creatief met letters, dat is toch een ander paar mouwen dan een voordracht over eigen werk. Auteurslezingen zijn grotendeels eenrichtingsverkeer, ex cathedra haast, voor grote groepen. Er was me wel een gids beloofd, een handleiding vol tips en tricks. Geleerde linguïsten reikten me, gefundeerd op academische en proefondervindelijk onderzoek, enkele handvatten aan; enig houvast om op hun stappenplan overeind te blijven tot aan de meet.
Het was een vrijdagmiddag in juni, het begin van die lange hete zomer. Het einde van het schooljaar was in zicht en ik had een afspraak met de coördinator gelijke onderwijskansenbeleid op school. Geen idee dat zo’n functie bestond. Meteen wist ik hoeveel mijn didactische ervaring nog waard was. “Die met de witte jurk en de blonde krullen”, klonk het, toen ik haar belde, half verloren op de immense schoolcampus. Titels en functies scheppen ernstige verwachtingen. Ten onrechte. Frivoliteit en ernst kunnen best samengaan.
De kennismaking met de collega’s, die ‘mijn’ vierdejaars in de klas hadden, verliep al even ongedwongen. De meesten konden mijn kinderen wel zijn. Aan een robuuste campingtafel in de binnentuin, tussen de boterhamdozen en cursussen, zaten we gezellig bijeen. Wie was nu het meeste veranderd, ikzelf of het onderwijs? Hoe zou ik het aanleggen om hun pupillen van 4MW/WL te boeien met teksten? wilden ze weten. Uit de handleiding van Literatuur Vlaanderen had ik wat didactische termen en doelstellingen gevist en samengelegd met mijn oprechte overtuiging dat lezen-en-schrijven ook voor de zogenaamd zwakste leerlingen echt belangrijk is. Blikken schoten rond, er werd al eens gelachen, maar niet uitgelachen of cynisch bedoeld. Ik begreep dat ze mij het allerbeste wensten. En vooral, mocht het lukken, of ze dan die methode ook konden kopiëren om het later zelf te proberen? “Uiteraard”, zei ik. “Spread the word(s). Dat is toch de bedoeling.”
Half september mocht ik aan de slag. Elke dinsdag, lesuur 7 en 8. Het staartje van een lange schooldag. “We hebben een groepje vierdejaars gekozen van de afdeling MW en WL,” liet Sarah, de jonge juf Nederlands, mij via de mail weten. MW staat voor Maatschappij & Welzijn (een nieuwe naam voor het sociaal-technische) en WL voor Wellness & Lifestyle (de vroegere richting bio-esthetiek). Aan de telefoon begreep ik ook dat de meeste leerlingen ‘geen klassieke achtergrond’ hadden en ‘sommigen met een ferme rugzak rondliepen’.
De meeste van mijn vrienden, generatiegenoten, fronsen de wenkbrauwen als ik ze over mijn school vertel. Gepensioneerd, opgegroeid in een witte wereld met duidelijke krijtlijnen. West-Vlaanderen is ook Antwerpen niet. Pas sinds enkele jaren is de diversiteit aan culturen en kleuren razendsnel toegenomen, vooral in de centrumsteden. Kortrijk dus. En Athena Campus De Drie Hofsteden uiteraard. De witte – blanke? – jongens en meisjes vormen er een minderheid. Ik keek er zelf van op, maar prees me meteen gelukkig dat dit taalproject mij uit mijn cocon had getrokken. Een totaal (wereld)vreemde vogel was ik gelukkig niet: vorig schooljaar gaf ik een paar uur per week taalvaardigheid in een Okan-klas, aan jonge anderstalige nieuwkomers, vaak vluchtelingen. Soms confronterend. Maar dat is een ander verhaal.
“Dag meneer, bent u de schrijver? Wie bent u? Wat is uw naam?” Spontaan vlogen de vragen mij rond de oren. Blije, maar ook bezorgde of afwachtende blikken. Karbonkelogen. Vreemde accenten. Hier en daar klonk er al een geleende West-Vlaamse klank door. Negen meisjes, tussen 15 en 18 jaar, en ocharme één jongen. Een puber tussen jonge vrouwen.
In Griekenland, Marokko, Spanje, maar ook Nederland, Wallonië en Kortrijk zaten de roots van mijn tienkoppige team. Ik vertelde hen over mijn boeken en mijn recente verleden als radiojournalist en -presentator. Dat maakte minder indruk dan verwacht. “Wat gaan we doen?” vroegen ze. “En komt u dan elke week?”
“Er zit een verhaal in elk van jullie”, probeerde ik. “En dat gieten we later in een podcast.” Dat eerste geloofden ze niet. Die podcast, dat klonk al wat hipper. Ik liet ze een stukje horen. “Maar meneer, dat wij dat zelf gaan doen? Nee, komaan!”
Aan sommige banken bleef het stil. Gaandeweg zou ik ontdekken waarom: hoe zou ik zelf met mijn notie van Spaans, ja zelfs Frans, en laat staan Grieks een verhaal kunnen schrijven? Twee meisjes in de groep stonden met hun kennis van onze taal nog in de kinderschoenen. Een podcast? No way! Maar dat zeiden die twee niet. Ze zwegen. Voorlopig.
Het viel mij op hoe sterk de band met hun jonge lerares Nederlands was. Vroeger had ik in de vaak chaotische, Babylonische, spraakverwarrende situaties mijn lerarengeduld verloren. Sarah, zelf amper 30 schat ik, was de perfecte loods. Wat een cadeau ook dat de juf – zo hadden we afgesproken – zich niet stilletjes achterin de klas installeerde. Sarah zat bij de leerlingen, in de groep, deed alle oefeningen en taalopdrachten mee, mondeling en schriftelijk. Ook de spelletjes en doe-vragen. (Dat klinkt kinderachtig, maar dat was het niet!) Op elk moment mocht Sarah opmerkingen maken, inbreken, zaken verduidelijken en dat deed ze gedoseerd en respectvol. We stonden ook geregeld samen tussen de leerlingen, tussen de tafels en banken, met persoonlijke gesprekjes, individuele tips en schouderklopjes tijdens de opdrachten. Ex cathedra alleen lukt niet! De jongeren moeten ook elk apart aandacht en aanmoedigingen krijgen. Daarom ben ik overtuigd dat een auteursresidentie alleen iets kan bereiken dankzij de actieve medewerking van een gemotiveerde leerkracht. Die wisselwerking tussen Sarah en ons team van tien gaf mij – in hun ogen prehistorische dino – verse zuurstof. Mijn residentie op school was een verjongingskuur. Ook al was het flink werken, lang voorbereiden, veel bijsturen, schrappen en herbeginnen.
En voor de leerlingen? Het project gaf hun een boost van zelfvertrouwen. Hoe zij in één trimester evolueerden van een zuchtend ‘dat kan ik niet’ en ‘ik weet niet hoe te beginnen’ naar de verwondering over een heus verhaal dat ze zelf verwoord hadden. Die blik van blijdschap, trots ook, is onbetaalbaar. Met enige overdrijving durf ik zeggen: de spiegel is afgeveegd. Hun zelfbeeld oogt beter. Ze zien zichzelf duidelijker, met hun pas ontdekte talenten.
Voor enkelen was het ook een onverwachte kans om een heel persoonlijk verhaal te verwoorden, een levensvraag te formuleren. Een gedwongen verhuizing naar België met een verscheurd gezin leek wel op een ontvoering. Een ferme rugzak is dat waarmee zo’n tiener op school zit. Of neem nu dat akelige fantasieverhaal, dat uiteindelijk totaal niét verzonnen bleek. Als je zoiets als piepjonge vrouw op papier krijgt, ja zelfs inspreekt op een podcast! “Dat heeft haar opgelucht”, vertrouwde Sarah mij achteraf toe.
Hoe pak je zo’n project aan? Een feilloze methode bestaat niet. Het aangereikte stappenplan is echt wel bruikbaar. Maar niet klakkeloos. Dat het stap voor stap moet, opbouwend voortwerken op wat je hebt bereikt, staat vast. Dat mag je de leerlingen ook na elke stap (of les) duidelijk maken: je hebt iets bereikt, maar ons doel is een eigen verhaal, een gedicht, een boek(je), een poëziebundel, of in ons geval een podcast. (Weliswaar geen echte radioreeks, maar een zelfingesproken story, met de nodige sonorisatie en ondersteunende klankeffecten, een heuse jingle, enzovoort. Voor intern gebruik en oren bestemd.)
Doen! Trial & Error. Durven en doorgaan. Je hebt geen idee hoeveel je terugkrijgt. Van geven word je rijker.
“Toen ze me zeiden dat er schrijver in de klas zou komen, dacht ik: pff, saai”, bekende de enige jongen uit de groep bij het afscheid. “Maar nu moet ik zeggen, het was interessant, boeiend ook. Leuker dan gewoon les.”
“Meneer, we hebben u gemist, hoor”, zeiden enkele meisjes toen ik twee weken out was geweest door een medisch akkefietje.
“Ik jullie ook, hoor,” zei ik.
Meer moet een mens toch niet wensen?