Luuk Gruwez (1953) is dichter, schrijver en essayist. Hij studeerde Germaanse filologie aan de KU Leuven en leeft momenteel van zijn pen. Hij debuteerde in 1973 met de bundel 'Stofzuigergedichten'. Hij wordt als de belangrijkste vertegenwoordiger beschouwd van de Vlaamse neoromantiek. Een keuze uit de poëzie 1977-1990 verscheen in 1996 onder de titel 'Bandeloze gedichten'. Naast poëzie publiceerde hij ook proza, verhalen, columns, het 'Siamese' dagboek 'Onder vier ogen' met Eriek Verpale, en de omvangrijke autobiografie 'Het land van de wangen'. Centrale thema's in Gruwezs werk zijn de zwakheid en kwetsbaarheid van de mens en diens onvervulde verlangen naar geborgenheid; ontroering en ironie zorgen voor elkaars evenwicht in de verteltoon.
Luuk Gruwez geldt als een van de meest gebloemleesde Nederlandstalige dichters. In 2009 krijgt hij van het publiek de Herman de Coninckprijs voor zijn gedicht 'Moeders'. Zeven van zijn gedichten werden opgenomen in 'het Groot Verzenboek' van Jozef Deleu, acht in Komrij's 'Nederlandse poëzie van de negentiende tot en met de eenentwintigste eeuw' en zeven in 'De Nederlandse poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten' van Ilja Leonard Pfeijffer.
Luuk Gruwez geldt als een van de meest gebloemleesde Nederlandstalige dichters. In 2009 krijgt hij van het publiek de Herman de Coninckprijs voor zijn gedicht 'Moeders'. Zeven van zijn gedichten werden opgenomen in 'het Groot Verzenboek' van Jozef Deleu, acht in Komrij's 'Nederlandse poëzie van de negentiende tot en met de eenentwintigste eeuw' en zeven in 'De Nederlandse poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten' van Ilja Leonard Pfeijffer.