Gwij Mandelinck ruilde in 1975 het leraarschap voor het ambt van stadsbibliothecaris en conservator van het nationaal Hopmuseum te Poperinge. In 1971 debuteerde hij als dichter met de bundel 'Het oogbad'. Behalve poëzie publiceerde hij ook poëtische essays over de Westhoek en een bundel met indringende brieven aan zanger-beeldhouwer Willem Vermandere. Mandelinck is redactielid van het literaire tijdschrift Dietsche Warande en Belfort en de drijvende kracht achter de Poëziezomers van Watou.